Forum Techniek: Uitdagingen binnen de technische sector 

Magazines | Noord-Limburg Business nr 2 2016

Uitdagingen binnen de technische sector 

De technieksector is goed vertegenwoordigd in de regio Noord-Limburg. Deze branche staat garant voor een flink aantal banen en diverse innovaties, die van onschatbare waarde zijn. Toch loopt de branche tegen een aantal problemen aan zoals een tekort aan personeel. Noord-Limburg Business nodigde een aantal partijen uit de sector uit voor een tafeldiscussie.

De eerste stelling gaat over de voice-of-the-customer. Blijft deze in de technieksector te vaak onderbelicht? “Ik ben van mening dat een techneut de markt goed moet leren begrijpen en moet praten met meerdere disciplines, je maakt immers producten voor je klanten”, geeft Bart Verlegh aan. Marcel Roosen beaamt dit: “Een techneut met passie voor zijn vak is in zijn vrije tijd vaak een hobbyist. Die gaat net zo lang door totdat deze helemaal tevreden is, in tegenstelling tot een klant die al tevreden is als het product goed werkt.”

“Je moet er echter voor waken dat het alleen de ‘marketeers’ worden die voor de korte termijn gaan bepalen wat voor producten er worden ontwikkeld”, merkt Rolf Eisenberg op. “Je moet ook techneuten hebben die zich op de core technologie richten, anders vindt er geen technologische vernieuwing plaats.”

“De combinatie van oog voor de klant hebben en technisch onderlegd zijn, is niet vanzelfsprekend”, zegt Marcel Creemers. “In de sectoren waarin ik werk zie ik vooral heel creatieve ondernemers met goede ideeën samenwerken met techneuten. Het samenbrengen van een goed team creëert meerwaarde en vaak zitten de innovaties op het snijvlak waar twee bedrijven elkaar ontmoeten.” Maurice Deenen ziet dit terug in de vacatures die hij voor technische bedrijven invult. De eisen die bedrijven stellen, zijn niet altijd reëel. “Een technisch bedrijf zoekt dan bijvoorbeeld een verkoper binnendienst die ook een PLC kan programmeren. Die combinatie wordt heel lastig.”

Opleiding

De vraag rijst of er wellicht een lacune in de opleiding zit. “Op het moment dat opleidingen gaan mixen, neemt de instroom van techneuten af”, stelt Deenen. “Mijn opleiding hts elektrotechniek, waarbij ik in een vroeg stadium kon differentiëren bestaat niet meer. Wanneer er teveel bruggen worden geslagen naar marketing of commercie toe haken de echte techneuten af.”

“Wat betreft het mbo leiden we leerlingen zo op dat ze in de sectoren chemie, food, kunststof en de maakindustrie aan de slag kunnen”, geeft Paul Jessen aan. “Maar aan het einde van de opleiding moeten ze toch een keuze gaan maken en kiezen voor het type bedrijf dat bij hen past.”

Creemers: “Ik pleit ervoor om mensen in een bepaald werkveld te laten stromen, zonder meteen heel smal te differentiëren. Dan kan je namelijk aandacht besteden aan de soft skills, waaronder ondernemend gedrag.”

Van Helmond geeft aan dat er vanuit de Techniekketen op de middelbare scholen aandacht is voor de link met het bedrijfsleven. “Een groep leerlingen van College Den Hulster is bijvoorbeeld naar een bedrijf gegaan om een oplossing voor een probleem te bedenken. Uiteindelijk is er een product ontwikkeld met raakvlakken met ICT en 3D-printen. Hetzelfde geldt voor de aansluiting mbo op hbo en binnen het hbo. Ook daar start je met innovatieve onderzoeken en wordt het project afgerond met een evaluatie.”

Volgens Jessen heeft het ook te maken met bewustwording. “Leerlingen leren op school de kennis en vaardigheden, maar bij het bedrijfsleven komen pas de soft skills aan bod zoals communiceren, kwaliteitsbesef, slim werken en ondernemerschap. Dat laatste is natuurlijk niet aan te leren in een aparte les, maar bijvoorbeeld een docent Nederlands kan deze skills wel oefenen in bepaalde lesvormen. De terugkoppeling vanuit het bedrijfsleven is heel belangrijk om deze soft skills al in het onderwijs op te kunnen pakken.” “Op de Fontys organiseren we onder andere drie tot vier keer per jaar de Mechatronica terugkomdagen”, vertelt Roosen. “We gaan dan met bedrijven die stagiaires en afstudeerders hebben gehad om tafel zitten om te kijken of het curriculum nog goed aansluit bij de ontwikkelingen bij het bedrijfsleven, en of de studenten voldoen aan hun verwachtingen. Soft skills en integraal denken worden steeds belangrijker, maar een student moet natuurlijk ook vakinhoudelijk goed zijn opgeleid.” Volgens Eisenberg hebben veel jongeren die soft skills wel. “Daar heb je niet per se extra vakken voor nodig. Binnen techniekvakken moeten zij bijvoorbeeld een presentatie houden, of deelnemen aan reflectiegroepen. Daarnaast hebben ze met betrekking tot moderne communicatiemiddelen een voorsprong.”

Wat betreft Verlegh zou het ontwikkeltraject meer een grijs gebied mogen vormen waar bedrijfsleven en onderwijs elkaar treffen. “De volgende stap is dan de poortjes tussen de opleidingen openzetten. Laat een marketingstudent eens met een techniekstudent om tafel gaan om een probleemstelling op te lossen.” “Daar zit inderdaad de crux”, knikt Evert van de Plassche. “Er is behoefte aan experts die over het muurtje kunnen kijken. Het schaap met de vijf poten kan je niet ontwikkelen, wel een team van experts.”

Volgens Paul Sanders past dit bij de dag van vandaag. “De time to market is veel korter geworden vanwege het internet, dat snelle productontwikkeling én snelle navolging mogelijk maakt. Daardoor is het onmogelijk om alle kennis in huis te hebben, dus die zullen bedrijven van buiten moeten halen.”

Samenwerking

Net als voor alle sectoren, is een goede samenwerking tussen de technische bedrijven, onderwijsinstellingen en de overheden essentieel voor de technische sector. Sanders is het hier zeker mee eens. “Als overheid heb je een voortrekkersrol. Op het gebied van duurzaamheid hebben wij bijvoorbeeld geld beschikbaar gesteld voor het opzetten van een netwerkorganisatie. Op die manier stimuleer je ondernemers en organisaties om met elkaar in contact te komen, ideeën uit te wisselen en samenwerkingsverbanden aan te gaan. Ook kan de overheid bedrijven en interessante partijen met elkaar verbinden. Zo hebben we op een bedrijventerrein geholpen met het opzetten van een flexpool, zodat de aanwezige bedrijven personeel kunnen uitwisselen.”

Verlegh vindt dat de overheid wat meer betrokken zou moeten zijn bij bestaande initiatieven. “Het Blue Innovation Center is al anderhalf jaar bezig en heeft met private financiering ruimte gecreëerd voor 20 bedrijven en 25 stageplekken. Het Blue Innovation Center richt zich op hightech maakindustrie, agrofood en duurzaamheid, maar wordt slechts zijdelings betrokken bij de ontwikkeling van de Greenport Campus. Naar mijn mening moet de overheid verbindingen leggen met organisaties die er al zijn en waar al ontwikkeling en innovatie plaatsvindt.” Creemers deelt de zorg of het regionale bedrijfsleven en de initiatieven in de regio wel genoeg bij de ontwikkelingen worden betrokken. “Ik zie wel de aantrekkingskracht van de campus richting andere bedrijven die naar de regio komen, maar de initiatieven binnen het regionale bedrijfsleven moeten ook worden gefaciliteerd. Je moet de parels in de regio blijven koesteren. De campus kan een additioneel instrument zijn waarmee je extra business voor de regio genereert.” Sanders reageert: “Er zijn naast succesvolle organisaties ook bedrijven die niet de financiële middelen hebben of waarbij het uitvoeren van een idee een te grote stap is. De overheid kan dan faciliteren door middel van goedkope huur of extra subsidie zodat een idee alsnog kan worden ontwikkeld. Ook denk ik dat kennisontwikkeling op meerdere plekken complementair kan werken. De Greenport Campus zit in de opstartfase, op het moment dat je gaat faciliteren trek je ook bedrijven van buiten de regio aan. Dat versterkt.”

“Binnen de triple helix heeft ieder zijn eigen netwerk, maar ik merk vanuit de Techniekketen dat de drie ‘o’s’ wel degelijk met elkaar aan tafel zitten”, zegt Van Helmond.

“De Techniekketen is een unieke formule waarbij onderwijs en het bedrijfsleven samen zorgen dat jongeren kiezen voor techniek”, vult Jessen aan. “Overheid en provincie hebben geld ter beschikking gesteld om docenten van het vmbo en mbo te scholen tot Procestechniek en Maintenance docenten en mini plants op vmbo-scholen te creëren. De overheid faciliteert, maar trekt zich uiteindelijk terug. Onderwijs en bedrijven uit de regio vormen samen een team.”

Werkgelegenheid

De vierde stelling gaat over de werkgelegenheid in de technische branche. Aan de ene kant wordt door procesverbetering en investeringen in apparatuur de werkgelegenheid lager. Aan de andere kant heerst er een tekort. Hoe denken de aanwezigen over dit spanningsveld? “Automatisering zorgt in sommige gevallen juist voor werkgelegenheid”, zegt Eisenberg. “Onze afdeling waar de hightech printeronderdelen en toners en inkten worden gemaakt is vergaand geautomatiseerd, waardoor loonkosten een minder groot deel van de kostprijs vormen en deze afdeling in Venlo kan blijven.” Ook Van de Plassche ziet dit fenomeen bij Blue Engineering terug. “Ik ben bezig met een project waarbij boompjes worden geënt. Normaalgesproken wordt dit in lagelonenlanden gedaan, maar dankzij technische innovatie gekoppeld aan automatisering kan dat gewoon hier worden gedaan waardoor er banen ontstaan.”

Volgens Jessen hebben deze trends geen invloed op het structurele personeelstekort. “Alleen al in Noord- en Midden-Limburg zijn ruim 150 bedrijven actief in de procestechniek en maintenance. Daar werken 3.000 operators, waarvan jaarlijks 3 tot 4% met pensioen gaat. Dat betekent dat er jaarlijks 120 operators nodig zijn. Als wij ons best doen, studeren straks elk jaar 30 operator-leerlingen af. Dat betekent dat er 90 operators via zij-instroom, detachering of bijscholing bij moeten komen.” Eisenberg bevestigt dat Océ-Technologies inderdaad veel gebruik maakt van zij-instromers om de assemblage-afdeling bemand te krijgen, “want er zijn vanuit de betreffende opleidingen te weinig afgestudeerden. Gelukkig zijn er veel zij-instromers die werk zoeken en uiteindelijk een extra opleiding doen. Overigens hebben wij ook redelijk wat Duitse operators in dienst. Bij banen op mbo-niveau lijken de grenzen makkelijker te worden geslecht.” Sanders is van mening dat de potentie in regio onvoldoende wordt benut. “60 Procent van de Polen die in de regio werkzaam is, heeft een opleiding gedaan en heeft een gemiddelde leeftijd van rond de 30. Zij beginnen vanwege de taal in de agrarische sector en stromen dan door naar een logistiek bedrijf om uiteindelijk een middenkaderfunctie te gaan vervullen. Wellicht zouden uitzendbureaus en werkgevers wat minder op de handjes moeten letten en wat meer op de capaciteiten.”

Profilering

De laatste stelling gaat over de profilering van bedrijven in de technische branche. Deze bedrijven zouden niet alleen als bedrijf an sich maar ook als werkgever naar buiten moeten treden. Roosen: “Techneuten hebben het voor het uitzoeken. Zij kiezen niet alleen voor een bepaald vak of voor het geld. Zij kiezen een bedrijf vanwege de producten, willen onderdeel zijn van de onderneming en diens bedrijfsfilosofie.” “Het imago van een bedrijf, de producten, de visie, de manier van werken wordt inderdaad steeds belangrijk”, geeft Van de Plassche aan. “Het kan jonge werknemers zeker triggeren om daar te willen werken. En dat is belangrijk want er is werk genoeg voor jonge techneuten.” “Jongeren kiezen op basis van andere waarden dan die wij destijds hebben laten meewegen”, zegt Creemers. “Ondernemers moeten zich dus gaan verdiepen in de motieven van deze generatie. Sommige bedrijven lijken altijd een personeelstekort te hebben, terwijl andere hier geen last van hebben. Dat ligt mede aan het bedrijf en de bedrijfscultuur.”

“Techneuten vormen een arbeidsgroep die over het algemeen tevreden is”, knikt Deenen. “Geld is vaak niet de reden om naar een ander bedrijf over te stappen, wel het imago en het product.”

Jessen pleit ervoor dat bedrijven hun deuren open gooien en hun ‘smoel’ laten zien. Hij stimuleert dit onder andere bij de bedrijven die partner zijn van Procestechniek & Maintenance Limburg. “Operators van bedrijven zoals Océ-Technologies, Akatherm, Trespa International, Nyrstar Budel of Thielcop Staalindustrie verzorgen gastlessen voor meerdere vmbo-klassen en nodigen vervolgens de leerlingen en hun ouders uit voor een bedrijfsbezoek. Die leerlingen zijn onder de indruk van het feit dat deze ‘wereldspelers’ bij hen in de buurt gevestigd zijn, van de innovaties die er plaatsvinden en van het feit dat het er goed werken is. We moeten dus ook communiceren dat hier toonaangevende bedrijven zitten met interessante banen en goede salarissen en carrièremogelijkheden.”

Regio in beeld

De vraagt rijst of een duidelijke profilering van de regio Limburg hier uitkomst in kan bieden. “Limburg maakt onderdeel uit van de Brainportregio en staat als provincie op de derde plek van de innovatieindex. Océ-Technologies speelt een belangrijke rol in deze ranking index, het MKB vormt een belangrijke tweede schil. Dat moeten we beter uitbuiten.” Creemers merkt daarbij op: “Je kunt niet allemaal de meest technologische regio zijn. Maar Noord-Limburg heeft wel andere unieke mogelijkheden. Buitenlandse gasten staan versteld van onze verscheidenheid aan bedrijfsactiviteiten die zijn gebundeld in een kleine regio, zoals hightech agro en hightech maakindustrie. Dat moeten we koesteren en uitbouwen door bedrijven met elkaar te verbinden. Door zichtbare activiteiten in de regio te creëren, biedt een universiteit de mogelijkheid om daarop aan te haken.” Sanders geeft aan dat de agrarische bedrijven binnen het MKB al intensief samenwerken met de HAS en de WUR. “Om die reden komt de WUR met een dependance naar de regio. De University Campus Venlo van Universiteit Maastricht haakt in op de economische pijlers in de regio met bachelor-opleidingen gericht op voedsel, voeding en gezondheid.”

Roosen denkt dat een duidelijke identiteit zeker kan helpen om young professionals aan te trekken. “Kijk maar naar de regio Eindhoven, die zich profileert als hightech regio. Studenten kiezen er bewust voor om daar naartoe te gaan.” Jessen: “Nu ontbreekt nog de herkenbaarheid, de eigen identiteit van deze regio. Zuid-Limburg profileert zich door middel van het Chemelot Industrial Park. Iedereen herkent dit of is er aan gelieerd. Eenzelfde uithangbord moeten de gevarieerde MKB-bedrijven in Noord-Limburg voor hun regio worden. Daarmee trek je talent en bedrijvigheid aan en kan de maakindustrie in deze regio zich verder blijven ontwikkelen.” 

De deelnemers

- Han van Helmond, projectleider Techniekketen Noord- en Midden-Limburg

- Paul Jessen, directeur Procestechniek & Maintenance Limburg

- Paul Sanders, wethouder Economische Ontwikkeling en Financiën gemeente Peel en Maas

- Bart Verlegh, directeur BlueHub

- Marcel Roosen, manager GreenTechLab Fontys Hogeschool Venlo

- Evert van de Plassche, project engineer Blue Engineering

- Maurice Deenen, partner techniek Vaes & Linthorst

- Rolf Eisenberg, directeur M&L-Machines Manufacturing OIP Océ-Technologies

- Marcel Creemers, directeur CITAVERDE Bedrijfsopleidingen

 

De stellingen

- De voice-of-the-customer blijft te vaak onderbelicht in de technieksector. 

- De samenwerking tussen de bedrijven in de technische sector, de regionale onderwijsinstellingen en kenniscentra en de overheden kan altijd beter.

- De technische branche verhoogt de productie door het proces continu te verbeteren op efficiency en te investeren in apparatuur. Hierdoor heeft de branche minder personeel nodig.

- Bedrijven in de technische branche moeten zich niet alleen als bedrijf, maar ook als werkgever profileren om aan voldoende gekwalificeerd personeel te komen.

delen:

Noord-Limburg Business nr 2 2016

Lees volledige uitgave online
Algemene voorwaarden Hosted by